dinsdag 8 januari 2013

Miljoenen te verdienen met huisvestingsbeleid senioren

Door Bram Klouwen

De ouderenbond ANBO heeft, ondersteund door BZK, onderzoek gedaan naar lokaal beleid voor ouderenhuisvesting. ANBO stelt dat uit het onderzoek een fors tekort aan seniorenwoningen blijkt. Kranten en journaals nemen dit over. Dit blijkt echter niet uit het onderzoek. De volgende kop was eerlijker geweest: volop aandacht voor huisvesting van ouderen. Want, zo blijkt uit het prima ANBO-onderzoek, 90% van de gemeenten is bezig met huisvestingsbeleid voor senioren. Zij worstelen echter met de uitvoering. En juist daar is veel (financiële) winst te halen.

Roep om meer seniorenwoningen niet meer van deze tijd
Jammer dat het ANBO onderzoek nu wordt gebruikt voor het afdraaien van een grijsgedraaide (belangengestuurde) plaat van meer seniorenwoningen. Jammer dat het onderzoek niet benut wordt als aanzet voor een moderne aanpak bij lokaal beleid. En jammer dat belangenbehartiging het wint van goede onderzoeksjournalistiek.
Seniorenwoning. Foto: Ed NolteDe invulling die de ANBO geeft aan het onderzoek stamt uit de tijd dat mijn grootouders bejaard waren. Seniorenwoningen waren die kleine huisjes aan de rand van het dorp of een flatje in de stad. Die ‘seniorenwoningen’ worden door woningcorporaties inmiddels aan jonge starters verhuurd. De roep om meer van deze seniorenwoningen is dus vooral ketelmuziek.

Moderne ouderen zijn vaak actief, vitaal en zelfstandig
Interessanter dan de boodschap dat meer seniorenwoningen nodig zijn, is vooral de vraag hoe we ervoor zorgen dat mensen tot op hoge leeftijd zelfstandig in hun huidige woning kunnen functioneren; zeker met  het oog op de bezuinigingen en wijzigingen in zorgland. Wat is nodig in een tijd dat mensen actief, vitaal en zelfstandig leven? Ouderen zijn geëmancipeerd en laten zich niet meer in hokjes dringen. Het huisvestingsvraagstuk behoeft daarom op een moderne manier aandacht. Daartoe breng ik drie noties naar voren.  
  • Mensen verhuizen niet
    Iemand is pas oud als hij vijf jaar ouder is dan hij nu is. Deze perceptie van ouderdom leidt ertoe dat mensen wel nadenken over een toekomstige andere woonsituatie, voor als je ouder bent, maar in de praktijk niet verhuizen. Naast de ervaren ‘jonge’ leeftijd zijn het gedoe, het missen van noodzaak en de verknochtheid met het huis en de omgeving belangrijke redenen dat mensen blijven wonen in hun rijwoning, tweekapper of vrijstaande woning. Keerzijde is dat die woning vaak niet geschikt is voor als mensen minder goed ter been zijn.
  • Zorgvragers zijn zelf verantwoordelijk voor hun huisvesting
    Daarbij is er een groeiende groep mensen, waaronder veel ouderen, met een zorgvraag. Door bezuinigingen in de AWBZ komen minder zorgbehoevenden in een zorgcentrum terecht. Met een lichtere zorgindicatie wordt verblijf in een zorgcentrum niet meer meegefinancierd vanuit de AWBZ. Het ligt voor de hand dat mensen met een lichte zorgvraag die zorg thuis gaan krijgen. Traditioneel komen mensen in die situaties bij gemeenten terecht voor allerhande hulpmiddelen: woningaanpassingen, rollator, scootmobiel, activiteiten, etc. Maar ook bij gemeenten gaat de hand op de knip. Mensen worden terugverwezen naar hun eigen verantwoordelijkheid. One-liners die het daarbij goed doen: ‘een kinderwagen krijg je toch ook niet vergoed’ of ‘wat je bij de Gamma kan kopen hoeft door de overheid niet betaald te worden’.
  • Valpreventie in woningen bespaart miljoenen aan zorgkosten
    In de derde plaats zijn toegankelijke bestaande woningen vanuit volksgezondheids- en economisch perspectief noodzakelijk. Jaarlijks vinden in Nederland 145.000 valongelukken plaats die bij de spoedeisende hulp of het ziekenhuis terecht komen. Hiervan vindt 40% in huis plaats (dat zijn bijna 60.000 valongelukken). De gemiddelde medische kosten bedragen €7.000 per valongeluk: in totaal dus een medische kostenpost van ruim €400 miljoen per jaar. Als door aanpassingen van woningen hiervan 10% voorkomen kan worden, levert dit een besparing op van €40.000.000 (er zijn ervaringen die wijzen op een besparing van 15% à 20%).

Nieuwe coalities met marktpartijen nodig om winst te boeken
Deze drie trends samen geven aan dat aandacht nodig is voor toegankelijke woningen, zoals ook de ANBO bepleit, maar niet in de eerste plaats door nieuwbouw. Ik merk dat gemeenten dit zien, maar worstelen met een concrete aanpak. Daarbij wordt snel naar de eigen verantwoordelijkheid verwezen. Maar is dat wel economisch rendabel. Leidt die verantwoordelijkheid tot de besparing op zorgkosten die we voor ogen hebben? Laten we hier zakelijk naar kijken.
Als besparingen van een toegankelijke woningvoorraad zo evident zijn, waarom bezuinigen gemeenten dan op de Wmo en leggen zij de verantwoordelijkheid bij mensen zelf? Een belangrijke reden hiervoor is dat de kosten bij de gemeenten liggen en de besparing op zorgkosten bij verzekeraars. Ligt samenwerking tussen gemeenten en verzekeraars dan niet voor de hand? En wat te denken van de rol van aannemers en bouwmarkten bij het comfortabeler maken van woningen? Voor hen liggen er kansen voor meer omzet, noodzaak voor veel bedrijven. Zaak is op lokaal niveau coalities te smeden van belanghebbenden.
Het ANBO-onderzoek is een prima aanleiding om vooral hiermee aan de slag te gaan.

Meer informatie:

Door Bram Klouwen, Algemeen directeur Adviesbureau Companen en Adviseur woningmarkt en gedrag.